Als er bij een ongeval iemand overleden is (door schuld van een derde), kunnen de nabestaanden schade lijden. Omdat zij de arbeidscapaciteit (het inkomen) of de inbreng in huishoudelijke taken van de overledene missen. Op grond van de wet (art. 6: 108 BW) hebben de nabestaanden dan een vorderingsrecht op de aansprakelijke partij.
De kring van vorderingsgerechtigden is beperkt:
- Echtgenoot / (geregistreerd) partner en (minderjarige) kinderen.
- Andere bloed en aanverwanten, voor zover zij door de overledene ook ten tijde van het overlijden daadwerkelijk werden onderhouden.
- In gezinsverband samenwonenden met de overledene, waarbij als eis geldt dat zij “geheel of ten dele” door de overledene werden onderhouden (financieel) en zij niet voldoende in hun eigen onderhoud kunnen voorzien.
- In gezinsverband samenwonenden met de overledene, maar dan niet ten aanzien van het financiële onderhoud, maar door het voeren van een gemeenschappelijke huishouding en waarin nu op een andere wijze moet worden voorzien (dus bijvoorbeeld de inbreng van de overledene in de huishoudelijke taken).
- Daarnaast regelt dit wetsartikel dat de kosten van de begrafenis of crematie gevorderd kunnen worden van de aansprakelijke partij.
Richtlijn Rekenmodel Overlijdensschade
De berekening van een overlijdensschade is vaak complex. Sinds 2014 is een Richtlijn Rekenmodel Overlijdensschade van kracht. In deze berekening wordt het netto besteedbaar (consumptieve) inkomen zonder en met overlijden vastgesteld. Tevens worden de weggevallen uitgaven van de overledene in kaart gebracht, maar ook de bijkomende uitgaven van de nabestaanden als gevolg van het overlijden, ter bepaling van de (financiële) behoefte van de nabestaande(n). Deze richtlijn wordt beheerd en periodiek getoetst door De Letselschade Raad, waardoor de kwaliteit en neutraliteit van de rekenmethodiek gewaarborgd blijft.