De trage afhandeling van een letselschadedossier kan volgens het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voldoende reden zijn om smartengeld toe te kennen aan het slachtoffer. Het hof deed die uitspraak in een zaak over een kop-staartbotsing uit 1999 waarbij een boer het postwhiplashsyndroom opliep. Aegon weigerde een verzekeringsarts in te schakelen, wijzigde meermaals van koers in het dossier en betaalde pas laat beperkte voorschotten. Het hof kent hiervoor € 10.000 smartengeld toe, boven op de schadevergoeding die toch al in de tonnen loopt.
De man, zijn vrouw en zijn moeder worden in juni 1999 van achteren aangereden door een verzekerde van Aegon. Zijn vrouw breekt daarbij een nekwervel en stelt Aegon eind 1999 aansprakelijk. De verzekeraar erkent aansprakelijkheid en betaalt in 2005 ruim € 135.000 schadevergoeding.
In de zomer van 2002 stelt de man – die tijdens het ongeluk werkt op de biologisch-dynamische boerderij van zijn ouders die hij in 2003 overneemt – Aegon eveneens aansprakelijk, voor de door hem geleden en nog te lijden schade na de kop-staartbotsing. De boer claimt bij de verzekeraar zijn schade bestaand uit onder meer: verlies aan verdienvermogen, investeringen in nieuwbouw van de boerderij en aanschaf van arbeidsverlichtende machines. Een andere post bestaat uit medische kosten.
Whiplash
De man heeft een whiplash opgelopen en lijdt aan het postwhiplashsyndroom. Als gevolg daarvan moet hij de bedrijfsvoering van het boerenbedrijf omgooien. Daarvoor doet hij in 2004 investeringen die hem in 2008 in financiële problemen brengen. Hij wordt bovendien korte tijd opgenomen wegens depressieve klachten en impulsieve suïcidale uitingen. Ook die zijn volgens hem – en volgens rechtbank en hof – toe te rekenen aan het ongeval.
Bijzonder stroperig
Nadat Aegon in 2002 aansprakelijk is gesteld, volgt een moeizame behandeling van de zaak. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden spreekt van een “bijzonder stroperig letselschadedossier”. Dat is volgens het hof niet ongebruikelijk in dit soort zaken van voor 2006. In dat jaar werd de eerste Gedragscode Behandeling Letselschade opgesteld. Daarin wordt gestreefd naar afhandeling van letselschade binnen twee jaar na een verkeersongeval. Verzekeraars spreken bovendien af dat zodra ze de aansprakelijkheid hebben aanvaard ze voorschotten geven en onbetwiste delen van vergoedingen uitkeren.
Verband tussen ongeval en schade
Dat alles in deze zaak nogal traag gaat, is deels aan de man zelf te wijten, oordeelt het hof. Het slachtoffer van de aanrijding stelde Aegon pas na drie jaar aansprakelijk. Hij wilde eerst zorgen voor zijn vrouw, van wie het letsel ernstiger leek. Begrijpelijk, zegt de rechter. Die noemt het echter ook begrijpelijk dat Aegon ging twijfelen aan het causaal verband tussen ongeval en geclaimde schade. De man deed er bovendien lang over om alle medische en financiële gegevens te verstrekken.
Koerswijzigingen
Maar ook Aegon valt een en ander te verwijten, aldus het hof, zelfs als de gebruikelijke, trage wijze van afhandeling van voor 2006 als uitgangspunt wordt genomen. De rechter wijst op verschillende koerswijzigingen in het dossier. Met de komst van een nieuwe schadebehandelaar in 2007 wordt voor het eerst een beperkingenprofiel onmisbaar geacht, terwijl daar in zes eerdere brieven over inschakeling van een arbeidsdeskundige niet is gerept. Bovendien wordt de medische causaliteit opeens in twijfel getrokken, terwijl de medisch adviseur die Aegon inschakelde de diagnose eerder wel voldoende onderbouwd achtte. De verzekeraar weigerde bovendien een verzekeringsarts in te schakelen, terwijl dat gebruikelijk is als er geen rapport van een neuroloog voorhanden is.
Late betaling voorschotten
“Deze koerswijzigingen hebben de toch al niet voortvarend gevoerde onderhandelingen nog verder vertraagd en gecompliceerd. Begrijpelijk en aannemelijk is dat de man hierdoor niet alleen gefrustreerd is geraakt, maar dat zijn psychische toestand, die toch al fragiel was (waarmee Aegon in elk geval al sinds de opname [..] bekend was), daardoor is verslechterd”, schrijft het hof. “Daarbij komt dat pas in 2006 het eerste (zeer beperkte) voorschot van € 7.500, is betaald, nadat daar meerdere malen om was gevraagd, terwijl de verdere bevoorschotting pas in mei 2010 (meer dan 10 jaar na het ongeval) op gang is gekomen.”
Onzorgvuldig en onrechtmatig
Voor de rechter komt hiermee vast te staan dat Aegon in dit dossier onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens het slachtoffer heeft gehandeld. Dit betekent dat er sprake is van secundaire victimisatie: onrechtmatige schadeafwikkeling. “Het hof acht het aannemelijk dat de man door deze onzorgvuldige (en trage) wijze van behandeling immateriële schade heeft opgelopen (naast de door hem opgelopen schade door het ongeval) en begroot deze schade naar redelijkheid en billijkheid op € 10.000.” De man had overigens € 85.000 voor deze post geëist.
Ruim vier ton
De vergoeding komt boven op de € 15.000 algemeen smartengeld die de rechtbank al had toegekend. Sowieso vormt de zaak een behoorlijke strop voor Aegon. Al met al tellen de schadekosten die rechtbank en hof hebben toegewezen op tot boven de vier ton. Daar komt nog rente bij. De verzekeraar moet betalen voor verlies aan verdienvermogen en investeringen in nieuwbouw van het bedrijf, zo blijkt in het hoger beroep. In eerste aanleg kende de rechtbank voor de eerste post een lagere vergoeding toe en wees het de tweede post helemaal af. Aegon moet verder medische kosten, reiskosten, machines voor het boerenbedrijf en herstructureringskosten vergoeden.
Bron: AM Web