Moet de verzekeraar onbetaald verleende zorg vergoeden?
Door Richard van Beek, Ottenschot Letselschade
In principe heeft alleen het slachtoffer zelf vorderingsrecht. Een uitzondering hierop is verplaatste schade en een voorbeeld hiervan is zorg. Maar wat nu als de zorgverlener geen vergoeding krijgt van het slachtoffer en zelf ook niets vordert bij de aansprakelijke partij? Is de aansprakelijke partij dan nog wel gehouden om aan het slachtoffer een vergoeding te verstrekken voor de verleende, maar dus onbetaalde zorg? Onlangs heeft de Hoge Raad arrest gewezen over deze vraag.
Verplaatste schade en voorwaarden
Zoals gesteld heeft in principe alleen het slachtoffer zelf een vorderingsrecht. Derden kunnen wel aanspraak maken op een schadevergoeding, maar daar zitten voorwaarden aan verbonden. Deze kosten moeten allereerst zijn gemaakt ten behoeve van het slachtoffer. Een andere voorwaarde is dat, indien het slachtoffer deze kosten zelf had gemaakt, hij deze ook had kunnen vorderen. Dit valt onder de noemer ‘verplaatste schade’, bij wet geregeld in: artikel 6:107 lid 1 sub a. Zowel het slachtoffer als de zorgverlener kan deze verplaatste schade vorderen. Als een aansprakelijke partij de verplaatste schade vergoedt aan de zorgverlener, is zij tegenover het slachtoffer bevrijd en omgekeerd.
Bij de beoordeling van de schadepost ‘zorg’ moet het verder duidelijk zijn dat het slachtoffer door de schadeveroorzakende gebeurtenis zorgbehoevend is geworden. De bewijslast rust wat dat betreft op het slachtoffer. Verder, zo komt uit eerdere jurisprudentie (met name het Losser/Kruidhof-arrest) naar voren, is het een voorwaarde dat inschakeling van professionele hulp ‘normaal en gebruikelijk’ zou zijn geweest.
Komt onbetaalde zorg ook voor vergoeding in aanmerking?
Maar wat nu, als aan de hiervoor vermelde voorwaarden is voldaan en het slachtoffer een vordering indient, terwijl hij geen vergoeding betaalt voor de verleende zorg? Heeft hij dan wel schade en heeft hij dan überhaupt wel recht op een vergoeding? Hierover is tot aan de Hoge Raad geprocedeerd.
Wat speelde er? Als gevolg van een schotverwonding is eiser in 2003 opgenomen in het Academisch Ziekenhuis te Maastricht (AZM). Het AZM heeft tijdens de behandeling fouten gemaakt, waardoor eiser zuurstof tekortkwam. Hierdoor liep hij ernstig hersenletsel op en is hij rolstoelafhankelijk geworden. Ook voor zorg en begeleiding is hij afhankelijk geworden van derden (lees: een vriendin). AZM heeft aansprakelijkheid erkend, maar was wel van mening dat de vordering ‘zorg’ niet toewijsbaar zou zijn. Dit vanwege het feit dat de zorg niet werd betaald.
Aangezien een minnelijke regeling niet tot de mogelijkheden behoorde is het tot een langslepende civiele procedure gekomen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de vordering wel toewijsbaar is. Hierop volgde hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag. Het gerechtshof oordeelde op haar beurt weer dat het niet redelijk zou zijn dat AZM gehouden is de zorg te vergoeden, waarna cassatie volgde bij de Hoge Raad. Naar het oordeel van de Hoge Raad dient een benadeelde zoveel als mogelijk teruggebracht te worden in de toestand van vóór de schadeveroorzakende gebeurtenis. In het verlengde hiervan is het niet vereist dat het slachtoffer de zorg heeft vergoed, noch dat het slachtoffer de ontvangen vergoeding aan de derde heeft doorbetaald, aldus de Hoge Raad. Hiermee werd het arrest van het gerechtshof vernietigd en werd het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof Amsterdam.
Benieuwd naar het volledige arrest? Klik hier.