Een astbestsaneerder krijgt tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden een pijp op zijn pols. Hierbij loopt hij letsel op, waaraan hij geopereerd moet worden. De medewerker wordt door zijn werkgever ziekgemeld. Zijn tijdelijke contract loopt af en hij belandt in de Ziektewet. Hij stelt de werkgever aansprakelijk vanwege het bedrijfsongeval, maar de kantonrechter oordeelt dat hij niet aan zijn stelplicht heeft voldaan; niet duidelijk is geworden dat daadwerkelijk een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden. De werknemer verscheen immers de volgende dag weer op het werk en er zijn geen getuigen van het ongeval. De ex-werknemer van het bedrijf gaat daarop in Hoger Beroep.
Het Hof Den Haag oordeelt op 4 september 2018 terecht anders dan de kantonrechter. Het Hof gaat daarbij in op de stelplicht. De stelplicht houdt in dat de werknemer moet bewijzen dat hij schade heeft geleden tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden. De werknemer hoeft niet aan te tonen wat de toedracht of oorzaak is geweest van het ongeval. Hij hoeft enkel aan te geven dat hij tijdens zijn werk een ongeval heeft gehad. De werkgever is in dat geval aansprakelijk, tenzij hij kan aantonen dat hij heeft voldaan aan zijn zorgplicht. De bewijslast hiervoor ligt bij de werkgever.
Volgens het Hof Den Haag heeft de werknemer wel aangetoond dat hem een ongeval is overkomen tijdens het uitvoeren van zijn werk. Hij is namelijk binnen een paar uur naar het ziekenhuis gegaan, zodat het letsel is vastgesteld. Er zijn geen getuigen van het ongeval nodig om aan de stelplicht te voldoen.
Zie hier de volledige uitspraak:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHDHA:2018:2284